Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kost·school·jon·gen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kostschooljongen kostschooljongens
verkleinwoord kostschooljongetje kostschooljongetjes

Zelfstandig naamwoord

de kostschooljongenm

  1. een mannelijke leerling die woont en studeert in een kostschool
  2. (figuurlijk) verlegen wat onhandige Britse man
     Hij was een bescheiden Britse kostschooljongen met een keurig Engels accent die, eenmaal op het podium, in een echte entertainer veranderde en als een kleine Mark Knopfler een weergaloze gitaarsolo neerzette.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers