konkelen
- kon·ke·len
- In de betekenis van ‘intrigeren’ voor het eerst aangetroffen in 1766 [1]
- afgeleid van konkel met het achtervoegsel -en [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
konkelen |
konkelde |
gekonkeld |
zwak -d | volledig |
konkelen
- inergatief samenspannend intrigeren, onderhandse plannen in werking zetten
- Er was al tijden gekonkeld om hem te wippen.
- Het woord konkelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "konkelen" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
71 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "konkelen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ konkelen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be