gekonkel
- ge·kon·kel
- Naamwoord van handeling van konkelen met het voorvoegsel ge-[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gekonkel | |
verkleinwoord |
het gekonkel o
- het aanhoudend geheime plannen maken met als doel iemand te benadelen; aanhoudend kwaadspreken
- Voor iemand die meer dan veertig jaar actief was in de politiek hield Eberhard van der Laan een opvallende afkeer van politiek. Politiek stond in zijn ogen voor geruzie en gekonkel, voor partijpolitieke spelletjes, voor gedoe.[2]
- Kuciak schreef onder meer over politiek gekonkel en winstbejag. Bij zijn onderzoek is hij mogelijk gestuit op banden van maffiaclans met Slowaakse politici en regeringsfunctionarissen.[3]
- Het woord gekonkel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gekonkel" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Het Parool ROELF JAN DUIN 6 OKTOBER 2017 Voor Eberhard van der Laan (1955-2017) bestond er geen mooiere stad dan Amsterdam
- ↑ de Telegraaf 26 mrt. 2018 Aanslag op Kuciak vermoedelijk huurmoord
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be