Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kon·dig·den af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afkondigen

kondigden (…) af

  1. meervoud verleden tijd van afkondigen
    • Wij kondigden af. 
    • Jullie kondigden af. 
    • Zij kondigden af. 

Gangbaarheid