• ko·lu

kolu

  1. accusatief enkelvoud van kola

kolu

  1. datief enkelvoud van kolo

kolu

  1. genitief enkelvoud van kůl
  2. datief enkelvoud van kůl
  3. locatief enkelvoud van kůl

kolu

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord klát