kollidere
- kol·li·de·re
- Afkomstig van het Latijnse werkwoord collidere.
- Noors werkwoord met het voorvoegsel kol- en met het achtervoegsel -ere.
Naar frequentie | 47335 |
---|
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | kollidere |
tegenwoordige tijd | kolliderer |
verleden tijd | kolliderte |
voltooid deelwoord |
kollidert |
onvoltooid deelwoord |
kolliderende |
lijdende vorm | kollideres |
gebiedende wijs | kollider |
vervoegingsklasse | Klasse 2 zwak |
opmerking |
kollidere
- onovergankelijk botsen, collideren, in aanvaring komen, in botsing komen
- onovergankelijk elkaar overlappen, samenvallen, coïncideren
- onovergankelijk in strijd komen, in conflict komen
- [1]: krasje
- [1]: kjøre inn i
- kol·li·de·re
- Afkomstig van het Latijnse werkwoord collidere.
- Noors werkwoord met het voorvoegsel kol- en met het achtervoegsel -ere.
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | kollidere kollidera |
tegenwoordige tijd | kolliderer |
verleden tijd | kolliderte |
voltooid deelwoord |
kollidert |
onvoltooid deelwoord |
kolliderande |
lijdende vorm | kolliderast |
gebiedende wijs | kollider |
vervoegingsklasse | Klasse 2 zwak |
opmerking |
kollidere
- onovergankelijk botsen, collideren, in aanvaring komen, in botsing komen
- «Dei to toga kolliderte i nærleiken av Badarwas i India.»
- De twee treinen botsten in de nabijheid van Badarwas in India.
- «Dei to toga kolliderte i nærleiken av Badarwas i India.»
- onovergankelijk elkaar overlappen, samenvallen, coïncideren
- onovergankelijk in strijd komen, in conflict komen
- [1-3]: kollidera
- [1]: krasja
- [1]: krasje
- [1]: køyra inn i
- [1]: køyre inn i