• ko·len·kel·der
enkelvoud meervoud
naamwoord kolenkelder kolenkelders
verkleinwoord kolenkeldertje kolenkeldertjes

de kolenkelderm [1]

  1. (bouwkunde) ondergrondse ruimte waarin steenkolen worden opgeslagen
     Vooruit! Naar beneden, mager scharminkel!' Bij deze woorden opende de vrouw van de begrafenisondernemer een zijdeur en duwde Oliver een steile trap af naar een donkere en vochtige ruimte, welke deel uitmaakte van de kolenkelder en met het woord 'keuken' werd aangeduid.[2]
     ' Dick werd onmiddellijk weggebracht en in de kolenkelder opgesloten.[2]