Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ko·gel·huls
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kogelhuls kogelhulzen
verkleinwoord kogelhulsje kogelhulsjes

Zelfstandig naamwoord

de kogelhulsv / m

  1. is bij munitie de houder van de kruitlading die samen met de kogel en het ontstekingsmiddel een patroon vormt
    • De mannen in de witte pakken zochten de kogelhulzen nadat de maffiabaas was geliquideerd. 

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be