Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kof·fie·kop
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord koffiekop koffiekoppen
verkleinwoord koffiekopje koffiekopjes

Zelfstandig naamwoord

koffiekop m

  1. Kop waaruit men koffie drinkt.

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be