knuffelcontact
- knuf·fel·con·tact
- samenstelling van knuffel zn en contact zn
- voor het eerst gebruikt door Frank Vandenbroucke, Belgisch politicus, tijdens de coronacrisis
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | knuffelcontact | knuffelcontacten |
verkleinwoord |
het knuffelcontact o
- iemand waarmee men op liefdevolle manier lichamelijk contact heeft
- ▸ Daarnaast wordt ook het sociale contact verder beperkt. Elk persoon mag exclusief huisgenoten nog maar één 'knuffelcontact' hebben, meldt de VRT. Per twee weken mag een huishouden maximaal vier dezelfde mensen ontvangen als bezoek, met mondkapje op en met anderhalve meter afstand.[1]
- ▸ Ook moeten de Belgen het aantal contacten dat ze onderhouden verder inperken. Buiten het gezin om mogen zij nog één ‘knuffelcontact’ hebben.[2]
- de keer dat men op liefdevolle manier lichamelijk contact heeft met iemand anders
- Het woord knuffelcontact staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron Anne Vader“Avondklok in België, minder contacten toegestaan” (VR 16 OKTOBER 2020), NOS
- ↑ Weblink bron Anna Herter“België voert avondklok in en sluit horeca” (16 oktober 2020), Het Parool