Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • knal·feest
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord knalfeest knalfeesten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het knalfeesto

  1. een druk, groot en luidruchtig feest
    • „We zijn niet bang voor een beetje risico”, lacht Akram Abdo daarover. Hij organiseert samen met Joey Voermans en Wessel Bosch in Loosbroek het feest Hatseflats. Op eerste kerstdag. „We hebben onze compagnons moeten overtuigen dat het een goed idee is. En het gaat echt een knalfeest worden.”[1] 
    • Een jaar geleden organiseerde VROUW speciaal voor de gehandicapte Mayim een knalfeest nadat er niemand op haar verjaardag was verschenen. Gisteren, op haar achttiende verjaardag, gingen we opnieuw bij haar langs. Hoe gaat het nu met haar? Hoe kijkt ze terug op de fuif van vorig jaar en wat staat er voor dit jaar op de planning?[2] 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. de Telegraaf SOPHIE KLUIVERS 23 dec. 2017
  2. de Telegraaf ELINE DOLDERSUM 30 dec. 2016
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be