• knaag·tand
enkelvoud meervoud
naamwoord knaagtand knaagtanden
verkleinwoord

de knaagtandm

  1. een van de voorste 4 snijtanden die vooral bij knaagdieren sterk zijn ontwikkeld
    • De onderzoekers gaan de rol van de voortanden in het gedrag van de molrat nu verder onderzoeken. Zij vermoeden dat talrijke mechanoreceptoren aan de wortels van de knaagtanden verantwoordelijk zijn voor de grote gevoeligheid ervan. Het onderzoek aan de naakte molrat zou ook nieuw licht kunnen werpen op de oude vraag in hoeverre de sensorische kaart in de hersenen is aangeboren. [2] 
    • Tap-tap-tap! Met zijn lange vinger klopt de aye-aye voorzichtig op het hout. Aan het geluid hoort hij waar de larven zitten, denken we. Hij heeft niet voor niks zulke grote oren. Dan zet hij zijn knaagtanden in het hout, en knaagt zich naar binnen. Dus nu snap je waarom een vingerdier eruit ziet als een vingerdier. Hij kan met die vingers trouwens ook heel fijn gaatjes in fruit peuteren. Lust hij ook. [3] 
88 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Sander Voormolen 13 april 2002 Zien met je tanden
  3. NRC Hester van Santen 30 april 2016 Vingerdier is een rare peuteraar
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be