Nederlands

 
kloostertuin
Uitspraak
Woordafbreking
  • kloos·ter·tuin
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kloostertuin kloostertuinen
verkleinwoord kloostertuintje kloostertuintjes

Zelfstandig naamwoord

de kloostertuinm [1]

  1. tuin die grenst aan of wordt omgeven door een klooster en vaak een moestuin, een kruidentuin en een boomgaard bevat
     Maar hier, in dit verre klooster in Cornwall, was alles stil en vredig; een klok met een zachte toon luidde de uren en in de besloten kloostertuin groeiden rozen die zich vasthechtten in gaten in de afbrokkelende baksteen muren.[2]
     Het was hoog zomer, en deze morgen bracht Gwenhwyfar een witte roos mee uit de kloostertuin en legde hem op Igraines kussen.[2]
Synoniemen


Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen