• klo
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord kló
Naar frequentie 16101
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   klo     m: kloen
v: kloa  
  klør     klørne  
genitief   klos     m: kloens
v: kloas  
  klørs     klørnes  

klo, m / v

  1. (zoötomie) klauw
  2. (zoötomie) nagel
  3. (zoötomie) schaar
  4. (gereedschap) een klauwachtig gereedschap
  5. (scheepvaart) een strook van een razeil


  • klo
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord kló
Naar frequentie 16101
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   klo     kloa     klør     klørne  

klo, v

  1. (zoötomie) klauw
  2. (zoötomie) nagel
  3. (zoötomie) schaar
  4. (gereedschap) een klauwachtig gereedschap
  5. (scheepvaart) een strook van een razeil
  6. (scheepvaart) een onderdeel van een gaffel