klipper
- klip·per
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘type zeilschip’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1852 [1] [2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | klipper | klippers |
verkleinwoord | - | - |
- (scheepvaart) snel zeilschip met scherpe boeg en een of meer masten
- Het woord klipper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "klipper" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "klipper" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ klipper op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be