kleed uit
- kleed uit
vervoeging van |
---|
uitkleden |
kleed (…) uit
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitkleden
- Ik kleed uit.
- gebiedende wijs van uitkleden
- Kleed uit!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitkleden
- Kleed je uit?
- Het woord kleed uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.