• kla·ter·goud
enkelvoud meervoud
naamwoord klatergoud -
verkleinwoord

het klatergoudo

  1. alles wat niet echt is
    • Wat een klatergoud, zeg! 
  2. vals bladgoud
    • Dat was geen echt goud, maar klatergoud! 
90 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[3]