• kir·ke·hi·sto·risk
  • Samenstelling van het Deense zelfstandige naamwoord kirke en het Deense bijvoeglijke naamwoord historisk met het achtervoegsel -isk
Naar frequentie zeldzaam
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
g enkelvoud kirkehistorisk
o enkelvoud kirkehistorisk
meervoud kirkehistoriske
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
kirkehistoriske

kirkehistorisk

  1. (religie) kerkhistorisch