kinderblik
- Geluid: kinderblik (hulp, bestand)
- kin·der·blik
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kinderblik | kinderblikken |
verkleinwoord | kinderblikje | kinderblikjes |
de kinderblik m
- de oogopslag van een kind
- ▸ Franzi kijkt haar aan met een medelijdende kinderblik die uitdrukt: zo dom kunnen echt alleen volwassenen zijn.[1]
- ▸ Andere beelden verraden de rol van de fotograaf: soms vangen we een tiener- of kinderblik op, duidelijk bedoeld voor hun moeder: poserend in de voortuin voor het eindejaarsbal, de verlegen blik vanonder de afstudeerhoed.[2]
- Het woord 'kinderblik' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ “Onder buren” (2021), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026356186
- ↑ Weblink bron Jozefien Van Beek“Over zwarte pin-ups en mijnwerkerswarmte. Dit zijn de beste beeldboeken van het moment” (Zondag 15 oktober 2023 om 15:30), De Standaard