Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kijk·groen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kijkgroen -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het kijkgroeno

  1. (pejoratief) plantsoen of andere groenvoorziening zo aangelegd dat mensen zich er niet in kunnen vermaken, maar er alleen naar kunnen kijken
    • Zal de skibaan straks worden ingepast in het Buytenpark? Welnee, vermoedt Fred Jager, het is andersom. „Het park wordt ingepast in Snowworld. Het park dient straks als kijkgroen voor mensen die in het restaurant bovenin de vierde baan zitten te dineren.” [1]
    • Het Haagse kijkgroen wordt gebruiksgroen. Groenpartijen waar de burgers voorheen alleen naar mochten kijken (buiten de paden blijven, denk aan de gazons) worden nu "aangepast aan de behoeften van de burgerij," aldus een officieel gemeentestuk. [2]

Gangbaarheid

Verwijzingen