kijkgraag
- kijk·graag
stellend | |
---|---|
onverbogen | kijkgraag |
verbogen | kijkgrage |
kijkgraag
- verlangend iets te zien
- Bij het rumoerig, kijkgraag volk, dat een paar stuivers over had voor een staanplaats in de oude schouwburg (…) kon een schouwburgregent met de beheerste en gestileerde kunst van Vondel niet veel successen bereiken. [2]
- Het woord 'kijkgraag' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kijkgraag" herkend door:
73 % | van de Nederlanders; |
68 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Rogier, L.J.Geschiedenis van het katholicisme in Noord-Nederland in de 16e en de 17e eeuw (3 delen). 2e druk (1947) Urbi et orbi, Amsterdam; p.700; geraadpleegd 2016-05-05
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be