• kijk·avond
enkelvoud meervoud
naamwoord kijkavond kijkavonden
verkleinwoord kijkavondje kijkavondjes

de kijkavondm

  1. avond waarop iets te bezichtigen is
    • Wie sterren prachtig vindt, en er graag meer over leert, zou eens naar een kijkavond van de Volkssterrenwacht Bussloo moeten gaan.[2] 
    • Eenvoudig was het niet om een kamer te vinden. En ze heeft er veel gezien. Sommige keurde ze zelf af, soms werd zij afgekeurd. In haar nieuwe huis ging het soepel: „De concurrentie op de kijkavond viel mee. Dit huis is echt super. Dicht bij het centrum, leuke huisgenoten, een topprijs.”[3] 
  2. televisieavond
    • RTL4 had weer goede kijkavond: RTL4 heeft zaterdagavond weer goed gescoord. Ik Hou van Holland belandde bovenaan de kijkcijferlijst (ruim 2,3 miljoen kijkers), gevolgd door Ushi and the Family (1,8 miljoen). Dat blijkt uit informatie van de Stichting KijkOnderzoek.[4] 
98 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 23 feb. 2015
  3. NRC 24 augustus 2013
  4. de Telegraaf 25 nov. 2012
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be