• kie·ke·boe
  • In de betekenis van ‘tussenwerpsel: uitroep als men te voorschijn komt’ voor het eerst aangetroffen in 1665 [1]
  • samenstelling van  kijken ww "in de dialectvorm 'kieken'"  en  boe tw "uitroep om schrik aan te jagen"  met het invoegsel -e-  [2][3]

kiekeboe!

  1. uitroep waarmee iemand plotseling tevoorschijn komt
    • ‘Hallo gabber, hoe gaat het? Met het verstoppertje spelen?’
      ‘Pardon?’
      ‘Het verstoppen. Weet je wel: kiekeboe, je bent gezien.’
       [4]

de kiekeboem

  1. iets verborgen houden zodat het onverwacht zichtbaar wordt
    • "Wij hebben al in de jaren negentig gezegd dat CO2 wel degelijk een probleem kon zijn en dat het een impact op het klimaat had. Daar heeft Shell nooit kiekeboe over gespeeld", zei Van der Veer dinsdag op NPO Radio 1.[5] 
    • In zijn programma ging hij bij mensen thuis koken en nam daarbij geen blad voor de mond. Een fragment waarin hij een ’gehaktbal Kiekeboe’ (een gehaktbal met een ei erin) maakte werd in DWDD genomineerd voor tv-moment van het jaar, mede vanwege zijn legendarische woorden „Die nagels worden vanzelf wel schoon in het gehakt.”[6] 
98 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[7]