keycord
  • key·cord
  • uit het Engels [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord keycord keycords
verkleinwoord

keycord m/o

  1. koord dat men om de hals draagt waaraan sleutels kunnen hangen
     Verder is Huawei een van de belangrijkste sponsors van de beurs. Het logo staat gedrukt op het keycord van de ruim 100.000 bezoekers. Met andere woorden: zorgen over spionage of niet, je kunt niet om ons heen.[2]
     Verzamelaars hebben voor het officiële keycord enkele tientjes over. Het plaatsbewijs van prinses Margriet, dat is voorzien van het gouden embleem van de Staten-Generaal, werd halverwege de middag gewaardeerd op 30 euro.[3]
  1. keycord op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron
    Nando Kasteleijn
    “Huawei belooft miljoeneninvestering in Nederland” (Maandag 25 februari 2019, 16:22), NOS
  3.   Weblink bron “Veel geboden op boekje 30/4” (Maandag 6 mei 2013, 15:27), NOS