• keu·ze·heer
enkelvoud meervoud
naamwoord keuzeheer keuzeheren
verkleinwoord

de keuzeheerm

  1. (sport) eimand die de spelers uitkiest voor een nationaal team
     Het zou een volgende mijlpaal zijn voor Van der Poel, die heerst in het veldrijden en nog geen maand geleden met de Amstel Gold Race een grote voorjaarsklassieker won op de weg. Hoe kijkt De Knegt, tevens keuzeheer van de veldrijders, naar die prestaties op de weg?[3]
     De huidige keuzeheer heeft zich om zwaarwegende privéredenen afgemeld voor de komende twee EK-kwalificatieduels. In maart liet hij om diezelfde redenen ook tegen Malta al verstek gaan en het is onzeker of hij nog aanblijft.[4]


  1. keuzeheer op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron
    -
    “Van der Poel kan zondag op de mountainbike al olympisch ticket reserveren” (Vrijdag 17 mei 2019, 08:40), NOS
  4.   Weblink bron
    -
    “Abelardo vertrekt bij Alavés en wordt genoemd als nieuwe Spaanse bondscoach” (Maandag 20 mei 2019, 14:55), NOS