• keu·tel·kut
enkelvoud meervoud
naamwoord keutelkut keutelkutten
verkleinwoord - -

de keutelkutv / m

  1. (scheldwoord) (verouderd) minderwaardige vrouw
  • Het woord wordt genoemd in
    De Coster, M.
    Groot scheldwoordenboek (2007) en daarnaar verwijzende publicaties. In primaire bronnen is alleen "reutelkut" te vinden in
    Tengnagel, M.G.
    Klucht van Frick in't Veur-huys (1686), wat de vraag oproept of "keutelkut" berust op het verwarring van de r en k in een Gotisch lettertype.