keukenkoning
- keu·ken·ko·ning
- samenstelling van keuken en koning
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | keukenkoning | keukenkoningen |
verkleinwoord | keukenkoninkje | keukenkoninkjes |
de keukenkoning m
- (kookkunst) iemand die heel erg goed is in het bereiden van eten
- De keukenkoning legde ons uit hoe we mayonaise dienden te maken.
- Het woord 'keukenkoning' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.