Indonesische ketjap manis
  • ket·jap
  • Leenwoord uit het Indonesisch, in de betekenis van ‘saus van sojabonen’ voor het eerst aangetroffen in 1910 [1]
  • uit het Maleis kecap ‘ketjap’, dat ontleend is aan Hokkien-Chinees (van de zuidelijke Minnan taalgroep) in de uitspraak van Zhangzhou (Fujian provincie) 膎汁/鮭汁| kê chiap, letterlijk ‘vissaus’. [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord ketjap
verkleinwoord

de ketjapm

  1. een Indonesische sojasaus gemaakt van een mengsel van sojabonenmeel, grof gemalen tarwe, kruiden en zout
    • De Rozario is een jonge, ambitieuze kok met een eigen stijl: binnen een degelijk, gevestigd gastronomisch stramien laat hij zijn Indische achtergrond een prominente rol spelen. Dat levert leuke gerechten op, zoals een mooie bulgur met knapperige groenten (bimi, taugé, komkommer) en een briljante pindasaus die spettert van de sereh - een moderne interpretatie van gado gado. Ernaast een fijne grove tartaar van verse makreel, die helaas wel wat te lijden heeft onder de stroperige zoete ketjap (waarom geen ‘gewone’ zoute sojasaus?). [3] 
  • Engels ketchup is ook ontleend, wellicht via het Maleis, aan Hokkien-Chinees kê chiap.
  • De kennelijke vervanging van de oorspronkelijke visingewanden door sojabonen bij de fermentatie van de saus is waarschijnlijk vanwege religieuze bezwaren gebeurd.
97 % van de Nederlanders;
61 % van de Vlamingen.[4]