Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ke·tel·ruim
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ketelruim ketelruimen
verkleinwoord ketelruimpje ketelruimpjes

Zelfstandig naamwoord

het ketelruimo

  1. (scheepvaart) het ruim van een schip waar de stookketel(s) staan voor de aandrijving van het schip.
    • Het ketelruim bevond zich helemaal onder in het schip. 
Verwante begrippen

Gangbaarheid