ketelruim
- ke·tel·ruim
- samenstelling van ketel en ruim
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ketelruim | ketelruimen |
verkleinwoord | ketelruimpje | ketelruimpjes |
het ketelruim o
- (scheepvaart) het ruim van een schip waar de stookketel(s) staan voor de aandrijving van het schip.
- Het ketelruim bevond zich helemaal onder in het schip.
- Het woord ketelruim staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.