• kerst·en·gel
enkelvoud meervoud
naamwoord kerstengel kerstengelen
verkleinwoord kerstengeltje kerstengeltjes

de kerstengelm

  1. (kerst) een engel die aanwezig zou zijn geweest bij de geboorte van Jezus
  2. (kerst) kerstversiering in de vorm van een engel vaak ter versiering aangebracht bij een kerststal
    • Bovenop het dak van de kerststal werd een beeldje van een kerstengel geplaatst. 
  3. (kerst) kerstboomversiering in de vorm van een engel die vaak bovenop de top van de kerstboom wordt geplaatst
    • Als sluitstuk werd op de top van de kerstboom de kerstengel geplaatst.