kersenbloesem
  • ker·sen·bloe·sem
enkelvoud meervoud
naamwoord kersenbloesem kersenbloesems
verkleinwoord

de kersenbloesemm [1]

  1. bloem van een kersenboom
     Dat geldt al voor een simpel vignet: ingeperkt door de rand van het doek of het papier, of als kersenbloesem zwevend op een Japanse prent.[2]
     Japan schenkt 250 kersenbloesems aan de Verenigde Staten, ter ere van de 250ste verjaardag van het land. Die zullen zo’n 150 kerselaars vervangen rond het getijdenbekken van Washington DC, waar herstellingen nodig zijn aan de afbrokkelende zeewering. De Japanse premier Fumio Kishida kondigde de gift woensdag aan tijdens een staatsbezoek. Tijdens een ontvangstceremonie op het Witte Huis reageerde ook de Amerikaanse president Joe Biden: “Net als onze vriendschap zijn deze bomen tijdloos, inspirerend en bloeiend”.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Laura Cumming
    “Donderslag” (2023), Atlas Contact  , ISBN 9789045045368
  3.   [Japan schenkt (opnieuw) een bos kerselaren aan de VS: “Washington bloeit dankzij eeuw oude gift” Weblink bron]
    Amelie Van Negen
    “Amelie Van Negen” (Donderdag 11 april 2024 om 15:07)