kerngezond
- Geluid: kerngezond (hulp, bestand)
- kern·ge·zond
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘door en door gezond’ voor het eerst aangetroffen in 1889 [1]
- intensief, samenstelling van kern en gezond (tot in de kern gezond)
stellend | |
---|---|
onverbogen | kerngezond |
verbogen | kerngezonde |
partitief | kerngezonds |
kerngezond
- in uitstekende gezondheid verkerend, volkomen gezond en fit
- Ze schonk gisteren het leven aan een kerngezonde tweeling.
- Het woord kerngezond staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kerngezond" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "kerngezond" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be