• kel·der·ver·die·ping
enkelvoud meervoud
naamwoord kelderverdieping kelderverdiepingen
verkleinwoord

de kelderverdiepingv

  1. woonlaag van een gebouw die geheel of gedeeltelijk onder de grond is gelegen
     Ondertussen is hij bezig met zijn laatste werkzaamheden: het ontruimen van HeArtGallery. Volgens afspraak moet het pand eind deze maand leeg worden opgeleverd. Dat is al grotendeels het geval, behalve de kelderverdieping: daar bevindt zich de complete uitleencollectie met 1500 kunstwerken nog.[2]
     Inmiddels gelooft hij dus van wel. ‘Rock bottom heeft een kelderverdieping, wist je dat?’ schrijft hij. ‘Daar was ik dus en nu weer op weg omhoog. Ik dacht: hier kom je nooit meer overheen, maar dat is niet waar. Je komt overal overheen, dat vergt kracht en levensenergie en die heb ik gelukkig! Dus nog even geduld en dan weer volle kracht voorruit!’[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Bob Gevers
    “Na 20 jaar stopt Jan Noltes als voorzitter van HeArtGallery in Hengelo” (30-09-2020), Tubantia
  3.   Weblink bron
    Leon van Wijk
    “Gordon heeft weer hoop na gewelddadige overval: ‘Ben op weg omhoog’” (16-10- 2020), Tubantia