• kat·ten·klauw
enkelvoud meervoud
naamwoord kattenklauw kattenklauwen
verkleinwoord kattenklauwtje kattenklauwtjes

de kattenklauwv / m [1]

  1. de verzameling van scherpe nagels aan de poot van een kat
     Thuis probeert buurvrouw Gidget Max’ lievelingsbal uit kattenklauwen te redden en trekt het zichzelf overschreeuwende konijn Snowball er met een stoere hondenvriendin op uit om een circustijger te redden. Huisdierengeheimen 2 wordt zowel in de originele, Engelstalige als in de Nederlandstalige versie uitgebracht.[2]
  2. een soort kleefkruid
     'De rupsen eten acacia, kattenklauw en soortgelijke planten.[3]
  3. lelijk en haast onleesbaar geschreven schrift; hanenpoten
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Maricke Nieuwdorp
    “Win vier kaartjes voor Huisdiergeheimen 2” (06-06-19,), Tubantia
  3. “De schreeuw van het lam” (1994), Luitingh-Sijthoff  , ISBN 902451990X