• kas·mo·ni
  • uit het Surinaams - Nederlands [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord kasmoni
verkleinwoord

kasmoni

  1. (economie) een roulerend spaar- en kredietsysteem dat veel voorkomt in Suriname, met name onder de Creoolse bevolking
     Het woord kasgeld klinkt Nederlands, maar is afkomstig van het Surinaamse 'kasmoni': een informele onderlinge spaarkas waarmee vooral vrouwen (hier de Grote Markt van Paramaribo) kleine handelszaakjes opzetten.[2]
  1. kasmoni op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron “'Houdt u aan, dan zet ik zout in de soep'” (26 MAART 2009), De Standaard