• kar·pe·fis·ker
  • Afgeleid van de Noorse zelfstandige naamwoorden karpe en fisker met het achtervoegsel -er
Naar frequentie > 50000
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief               karpefisker     karpefiskene  

karpefisker, mv

  1. (straalvinnigen) orde karperachtigen, Cypriniformes