kardinaal-deken
- kar·di·naal-de·ken
- (samenkoppeling) van kardinaal en deken
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kardinaal-deken | kardinaal-dekens |
verkleinwoord | kardinaal-dekentje | kardinaal-dekentjes |
de kardinaal-deken m
- hoofd van het college van kardinalen
- Het woord 'kardinaal-deken' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.