• ka·pot·bij·ten

kapotbijten [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kapotbijten
beet kapot
kapotgebeten
klasse 1 volledig
  1. kapot breken door met de tanden en kiezen te bijten
     De NVWA deed onderzoek naar de capsules na berichten uit de VS en Groot-Brittannië. Kinderen die de capsules kapotbijten of doorslikken moeten vaak overgeven of krijgen last van geïrriteerde ogen of slijmvliezen. In het ergste geval komt het wasmiddel in de luchtwegen terecht, wat een longontsteking kan veroorzaken.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “"Houd liquid caps weg bij kinderen"” (Maandag 23 september 2013, 13:00), NOS