Nederlands

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
Woordafbreking
  • ka·poe·we·ri
enkelvoud meervoud
naamwoord kapoeweri kapoeweri's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de kapoewerim

  1. kreupelhout, boomaanwas op een plek die eerder gerooid is
    • In het kader van onderzoek naar kiemoecologie van houtige gewassen uit drooglandbos en kapoewerie werd een begin gemaakt met onderzoek naar Cecropia[1] 
Synoniemen

Meer informatie

Verwijzingen