kapitaalvernietiging

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ka·pi·taal·ver·nie·ti·ging
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kapitaalvernietiging kapitaalvernietigingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de kapitaalvernietigingv

  1. (economie) het verloren gaan van de waarde van een kapitaal of van kapitaalgoederen
     "Maar", zo vroeg Arno Vermeulen zich af, "ten koste van wie moet de dure Ruiz spelen? Ga je dan straks Bakkali op de bank zetten? Of laat je dan Maher, die in de zomer nota bene van AZ is overgekomen, niet spelen omdat je Ruiz hebt gehaald? Dat is toch je reinste kapitaalvernietiging?"[2]
     Smolders vindt dat eigenlijk onaanvaardbaar. Ze noemt het kapitaalvernietiging dat medisch specialisten voor gemiddeld één miljoen euro worden opgeleid en dan niet hier hun vak kunnen uitoefenen.[3]
Verwante begrippen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “"Mét Ruiz doet PSV weer mee"” (Maandag 13 januari 2014, 00:30), NOS
  3.   Weblink bron “Gelderse orthopeed naar Canada” (Woensdag 21 mei 2014, 06:05), NOS