kamerling
- ka·mer·ling
- In de betekenis van ‘kamerheer’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1050 [1]
- afgeleid van kamer met het achtervoegsel -ling [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kamerling | kamerlingen |
verkleinwoord | - | - |
- Het woord kamerling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kamerling" herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
73 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "kamerling" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ kamerling op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be