• ka·mer·fi·bril·le·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kamerfibrilleren


onvolledig

kamerfibrilleren

  1. (medisch) een toestand waarbij de spiervezels van de hartkamers ongecoördineerd samentrekken zodat er geen pompfunctie bestaat. Hierdoor verliest het slachtoffer binnen ca. 10 seconden na het ontstaan hiervan het bewustzijn, en zal, als er niet wordt ingegrepen, binnen ca. 5 minuten onherstelbare hersenbeschadiging optreden, en na meer dan 10 minuten vrijwel zeker de dood intreden