kalligraferen op een schoolbord
  • kal·li·gra·fe·ren
  • Leenwoord uit het Grieks, in de betekenis van ‘schoonschrijven’ voor het eerst aangetroffen in 1871 [1]
  • via het Frans uit het Grieks [2]

kalligraferen [3]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kalligraferen
kalligrafeerde
gekalligrafeerd
zwak -d volledig
  1. (typografie) zeer mooi en kunstig met de hand schrijven
    • Goed, ik mag dan na de houten ketting en het Matchbox-autootje de modeltrein hebben ontdekt en gedurende dertig jaar locomotieven en wagens hebben verzameld, nu ben ik tevreden met wat ik heb. Bijna elke winter geniet ik ervan. Maar er komen ook andere dingen op mijn pad die minstens zo belangrijk zijn. Tekenen, schrijven, kalligraferen en contact zoeken met mensen die ik ken. Creëer met eenvoudige middelen iets schitterends. Pen en papier zijn zo geduldig.[4] 
    • 'In '75 werd ik ernstig ziek. Ik zou binnen twaalf uur komen te overlijden, maar dankzij een experimentele hersenoperatie ben ik blijven leven. Als revalidatie ben ik toen gaan kalligraferen. Japanse kalligrafie. Ik heb niet veel met Japan, omdat mijn familie gedeeltelijk is uitgemoord door Japanners in Indië. Mijn familie vond het dus ook niet zo leuk dat ik naar dat land ging. Maar ik dacht na die operatie: ik wil één keer zien waar we nooit over mochten spreken.[5]