kalief
- ka·lief
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘titel van de opvolgers van Mohammed’ voor het eerst aangetroffen in 1462 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kalief | kaliefen |
verkleinwoord | kaliefje | kaliefjes |
- (politiek) (religie) wereldlijk opvolger van de profeet Mohammed, vooral van betekenis in de soennitische moslimgemeenschap.
- Het woord kalief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kalief" herkend door:
68 % | van de Nederlanders; |
66 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "kalief" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ kalief op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be