• kalfs·fri·can·deau
enkelvoud meervoud
naamwoord kalfsfricandeau kalfsfricandeaus
verkleinwoord

de kalfsfricandeaum

  1. (voeding) een vleeswaar vervaardigd van mager vlees van het achtereind van een kalf
     Tot zijn vreugde vond Eric een goed stuk kalfsfricandeau in de koelkast dat hij in stukken sneed en paneerde tot een klassieke wienerschnitzel.[2]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Zij die dromen doden slapen nooit” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044640496