kakelaar
- ka·ke·laar
- Naamwoord van handeling van kakelen met het achtervoegsel -aar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kakelaar | kakelaars |
verkleinwoord | kakelaartje | kakelaartjes |
- iemand die veel kakelt met name gebruikt in vogelnamen
- Het woord 'kakelaar' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kakelaar" herkend door:
49 % | van de Nederlanders; |
70 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be