kakapipikapitalisme

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ka·ka·pi·pi·ka·pi·ta·lis·me
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kakapipikapitalisme
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het kakapipikapitalismeo

  1. (economie) kapitalisme waarin beide ouders kostwinner zijn moeten om rond te kunnen komen en daardoor geen tijd hebben om hun kinderen zindelijkheid aan te leren

Gangbaarheid