• kaf·tan
  • Leenwoord uit het Turks, in de betekenis van ‘lang opperkleed’ voor het eerst aangetroffen in 1714 [1]
  • uit het Engels [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord kaftan kaftans
verkleinwoord

de kaftanm [3]

  1. lang kleed met riem om het middel dat lijkt op een jurk, gedragen door mannen uit het Midden-Oosten
    • „Heren, mag ik u verblijden met een prachtige roos?” Een man in een kaftan stak de hand uit, één van de bakkers daarna ook. „En kijkt u eens, alsjeblieft! Wel PvdA stemmen, hè?” [4] 
78 % van de Nederlanders;
49 % van de Vlamingen.[5]