kabriet
  • ka·briet
  • uit het Antiliaans-Nederland [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord kabriet kabrieten
verkleinwoord

de kabrietv / m

  1. (evenhoevigen) Capra aegagrus hircus   geit: evenhoevig zoogdier
     In 1636 verlieten de Spanjaarden Bonaire en kwam Rincon nagenoeg leeg te staan. In datzelfde jaar kwam het eiland onder bestuur van de Hollandse West-Indische Compagnie (WIC), die er aan maïs- en veeteelt (geiten of kabrieten voor export naar Curaçao) en zoutwinning wilde doen.[2]
  1. kabriet op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron “Rincon (Bonaire)” (geraadpleegd_2021), Wikipedia