Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kaar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kaar karen
verkleinwoord kaartje kaartjes

Zelfstandig naamwoord

de kaarm [4]

  1. v/m (geologie) een depressie in een bergwand ontstaan door verwering en glaciale processen
  2. v/m (visserij) een met water gevuld compartiment in een schip
    • De vangst werd in de kaar vers gehouden. 
  3. o (molenaarsambacht) de trechtervormige opening die het gestorte graan opvangt
    • Onder het kaar is een goot waarlangs het graan naar de steen kan glijden. 
Synoniemen
Hyponiemen

Gangbaarheid

33 % van de Nederlanders;
27 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen